Oorspronkelijk had de kerk twee torens met kamers op twee niveaus, waarin voedselvoorraden werden opgeslagen.
In de zuidelijke toren, die nu verdwenen is, was de eerste verdieping toegankelijk via een ladder (zoals in donjons). Van daaruit leidde een steile en smalle trap, die was ingebouwd in de dikke westelijke gevel, onopvallend naar de noordelijke toren, die nu dienst doet als klokkentoren. Deze geheime doorgang (die nog steeds bestaat) stelde de verdedigers in staat zich discreet en veilig van de ene toren naar de andere te verplaatsen.
Boven aan de klokkentoren zijn gaten te zien. Dat laat ons toe te veronderstellen dat hier steekbalken in zaten die hordijzen (houten mezekouwen of machicoulis) konden dragen waardoor het gebouw beter kon verdedigd worden.